Column

Haatspraak of liefdesspraak – je oogst wat je zaait

30 april 2022 om 10:25
Leestijd 6 minuten
Array
Foto: Unsplash

‘Hate speech’ is een complex fenomeen. Dat werd duidelijk tijdens een Europese bijeenkomst over de rol van religieuze organisaties daarin, waar ik als panellid bij aanwezig was.

Soms is haatspraak zeer expliciet, maar veel vaker gaat het om ‘subtiele’ vormen van het verspreiden van negatieve stereotypen over bepaalde groepen.

Daarbij is context relevant: woorden die op het eerste gezicht onschuldig kunnen lijken, kunnen door historische of politieke context toch een heel andere lading krijgen, zoals het woord ‘tribunalen’ waarover ik in een eerdere column schreef.

In de afgelopen decennia is in diverse Europese landen haatspraak vooral gericht tegen vluchtelingen en religieuze groepen en daarbinnen moslims in het bijzonder. Ook komt antisemitisme nog veel voor en horen we de afgelopen maanden over haatspraak gericht tegen mensen van Russische afkomst. Triest – leren we het dan nooit?

Niet alle haatspraak leidt tot fysiek geweld – maar fysiek geweld heeft altijd wortels in haatspraak, in taal die ‘de ander’ ontmenselijkt, voorstelt als een minderwaardig mens, als een wezen dat fundamenteel anders is dan wij zelf. En zelfs als het niet leidt tot fysiek geweld, geeft deze taal onze realiteit vorm op een negatieve manier.

Het sluit mensen uit, het tast het zelfbeeld van mensen aan, onder meer van opgroeiende kinderen, het schept wantrouwen en afstand in een samenleving.

Haat is als een gif dat je langzaam van binnen opeet. Stoppen dus, die haatspraak. Maar hoe? Dat is nog niet zo eenvoudig.

Onder meer omdat het raakt aan de vrijheid van meningsuiting. Ik wil hier niet stilstaan bij juridische wegen om het tegen te gaan, hoe nodig en belangrijk die ook kunnen zijn, maar vooral bij preventie. In het Nederlands spreken we in het algemeen van ‘haat zaaien’. De vraag is in welke grond deze zaadjes gedijen.

Ik denk dat deze zaadjes goed groeien onder twee omstandigheden: reële maatschappelijke problemen en afstand. Ik ben ervan overtuigd dat de overgrote meerderheid van mensen die stemmen op partijen die ‘de ander’ (welke groep dat ook is) de schuld geven van problemen, geen racisten zijn. Ze lopen tegen echte problemen aan en voelen zich vaak niet gehoord. Dan kan het heel verleidelijk zijn als een simpele oplossing wordt gepresenteerd: een ander de schuld geven.

Zo’n boodschap slaat het beste aan als je die ander nooit ontmoet. Je hebt er dan immers geen gezicht bij, je kunt je moeilijker inleven, het is makkelijker aan te nemen dat die ander niet in onze samenleving past of zelfs onze manier van leven bedreigt.

Hoe kunnen we voorkomen dat de haatzaadjes wortelschieten?

Ten eerste door te luisteren naar de echte zorgen van mensen en er iets aan te doen. Ten tweede door mensen van totaal verschillende achtergronden elkaar te laten ontmoeten.

Dat gebeurt niet altijd spontaan, dat moet je organiseren. Religieuze organisaties kunnen op beide vlakken een belangrijke rol spelen, en zouden dat naar mijn mening nog veel meer moeten doen. Nog sterker is het als we dat samendoen, in alle religieuze en levensbeschouwelijke diversiteit die ons land rijk is.

Het zichtbaar samen optrekken heeft een grote symbolische waarde, om uit te dragen dat wat ons bindt sterker is dan waarin we verschillen.

Daarmee doen we nog iets anders dan de haatzaadjes in de kiem te smoren: we planten andere zaadjes. Zaadjes die gezonder, sterker, duurzamer en veel productiever zijn dan die negatieve zaadjes. Want naast iets negatiefs bestrijden, is het ook altijd goed om de aandacht te richten op wat we dan wel willen.

Laten we het liefdesspraak noemen, als tegenovergestelde van haatspraak. Ook hierin denk ik dat religieuze organisaties en religieuze leiders bij uitstek een rol te vervullen hebben. Nu is liefdesspraak misschien net zo complex als het tegenovergestelde. Ik pretendeer er geen handboek voor te hebben, maar we hebben genoeg bronnen ter inspiratie. Het betekent in ieder geval niet dat we alle verschillen bedekken met de mantel der liefde.

Het gaat juist om het erkennen van verschillen en tegelijk erkennen dat we allemaal gelijkwaardige mensen zijn. Met vergelijkbare zorgen, vergelijkbare behoeften, dezelfde liefde voor onze dierbaren en met gedeelde waarden voor wat we willen in onze samenleving. Het gaat om het beschermen van rechten voor iedereen. Dat betekent ook het voor elkaar opnemen, ook als de ander er niet bij is. Het betekent de handen ineenslaan voor de grote uitdagingen waar we samen voor staan en waar niemand in z’n eentje een oplossing voor kan vinden.

Is dat niet ‘soft’, liefdesspraak? Misschien. Toch ben ik ervan overtuigd dat liefde uiteindelijk sterker zal zijn dan haat.

Niet voor niets is Allah – de Grote, de Verhevene, de Geweldige, de Schepper, de Alles Dominerende – ook de Liefhebbende. Ook dat behoort tot zijn 99 schone namen.

Het is aan ons om te proberen deze eigenschappen te weerspiegelen in ons gedrag, dus ook in onze woorden. Misschien dacht Henriëtte Roland Holst ook aan God, toen zij ‘de Liefde’ met een hoofdletter schreef in haar gedicht ‘De zachte krachten zullen zeker winnen’ (1918):

De zachte krachten zullen zeker winnen | In ’t eind – dit hoor ik als een innig fluistren | In mij: zo ’t zweeg zou alle licht verduistren | Alle warmte zou verstarren van binnen.

 

De machten die de liefde nog omkluistren | Zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen | Dan kan de grote zaligheid beginnen | Die w’als onze harten aandachtig luistren

 

In alle tederheden ruisen horen | Als in kleine schelpen de grote zee | Liefde is de zin van ’t leven der planeten | En mense’ en diere’. Er is niets wat kan storen | ’t stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten | Naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.

De meningen geuit in de columns behoren toe aan de individuele auteurs en vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs de standpunten van IslamOmroep.